Tussen wat wordt gezegd en niet bedoeld en wat wordt bedoeld maar niet gezegd, gaat de meeste liefde verloren

Kahil Gibran

Mediation

De volgende uiteenzetting is eenvoudig en helder:

“Mediation is het oplossen van conflicten met behulp van een onafhankelijke en neutrale persoon: de mediator. Hierbij blijft u zelf aan de slag om een oplossing te vinden voor het conflict. De mediator is de onpartijdige gespreksleider en begeleidt de deelnemers in het proces. Bij mediation kiest u ervoor om te zoeken naar een optimale en duurzame oplossing. De mediator ondersteunt daarbij de partijen om hun wensen, emoties en belangen in te brengen. Hij doet daarover geen uitspraak maar blijft neutraal en onpartijdig.”

Onder leiding van de mediator

  • Doet iedereen zijn verhaal om duidelijk te maken waar het conflict echt over gaat.
  • Luistert men naar elkaar.
  • Komen de belangen op tafel te liggen die ten grondslag liggen aan een standpunt van betrokkenen.
  • Houden betrokkenen zelf de regie over mogelijke oplossingen voor hun conflict.

Waarom zou u hiervoor kiezen?

Het samen zoeken naar oplossingen helpt om de communicatie te herstellen. De keuze voor mediation is logisch als partijen ook in de toekomst belang hebben bij een goede relatie. Maar het is ook nuttig als je een (zakelijke) relatie op respectvolle wijze wilt afsluiten.  Een conflict wordt met mediation vaak sneller opgelost dan via een gerechtelijke procedure.

Belangrijkste kenmerken zijn

  • Vrijwilligheid en regie bij de deelnemers
  • De mediator is neutraal en onpartijdig
  • Vertrouwelijkheid en geheimhouding

Wanda Everts verwoordt het heel mooi in dit praktijk voorbeeld.

Het wonder (of: wat doet een mediator eigenlijk?)

Ze druppelden binnen: een aantal zussen en broers, zestig-plussers nu. Harde gezichten, strakke blikken, gespannen handen bij het schudden. Het ongemak nemen ze als een kille ijsberg mee de mediationkamer in.

Aan de grote tafel dan, een zus wilde eigenlijk niet naast een bepaalde andere zus zitten, toch gedaan. Zij schrokken dat ze opeens zo dicht bij elkaar zaten. Ze hadden elkaar al heel lang niet meer gezien.

Koffie en thee worden geschonken, water geknoeid. De zelfbediening maakt de sfeer al wat losser. “Zal ik voor je inschenken, zus? Nog steeds met melk?”

Na mijn introductie over mijzelf vraag ik ieder zich voor te stellen: “Wie ben je?” De meer inhoudelijke kant komt later, eerst nog de mediationovereenkomst. Die haakt altijd – en ook nu – op het punt van de geheimhouding. Beter woord is vertrouwelijkheid, ze begrijpen waarom het nodig is. Toch is er weerstand, verzet zelfs: “Dat ga ik niet doen hoor! Ik moet er thuis toch over kunnen praten?” Ik proef dat ze bijna blij zijn als ze een goede reden hebben om de mediation alsnog af te blazen, zo moeilijk vinden ze het om hier te zijn. Ik leg de reikwijdte uit en ook mijn achterdeurtje, zodat ze het er thuis toch over kunnen hebben. Helpt dat? Stug wordt er geknikt, maar de stilte duurt. Dan komt het eruit: “Eigenlijk heb ik er helemaal geen vertrouwen in dat mediation zin heeft. Want zij – de vinger wijst priemend – zij zal toch nooit bekennen dat ze fout was! En dan heeft het voor mij geen zin.”
Fijn dat het gezegd is, want hierop heb ik wel een antwoord: niemand, echt niemand gaat naar de mediator in het volste vertrouwen dat het daar wel weer goed zal komen. Wie écht denkt dat het met ‘een goed gesprek’ weer goed kan komen, gaat geen duur geld uitgeven aan een mediator. Je hoeft geen vertrouwen in de goede afloop te hebben. Het enige wat nodig is, is om te willen luisteren naar elkaar, moeite te willen doen om te horen wat de ander eigenlijk zegt, of juist niet zegt. Dat is trouwens moeilijk genoeg, want wie een conflict heeft wil dat juist niet meer: moeite doen om je te verdiepen in de ander. De vraag is dus: willen jullie vandaag, hier en nu, die moeite doen, om te luisteren naar het verhaal van de ander?

De stilte is tastbaar, maar dan zegt de eerste: “Ik wil het wel proberen. We zijn hier nu toch. Wil jij – priemende vinger – het eigenlijk wel?” Ja, dat wil ik, het klinkt met stevigheid. De anderen volgen snel en de handtekeningen worden gezet. De eerste horde is genomen. Een dik half uur is voorbij.

“Met welke hoop zijn jullie hier gekomen?” Die vraag verrast ze, dus ik geef ze tijd om na te denken wat ze erover willen zeggen. Ik begin zelf:
Ik hoop dat ze bereid zullen zijn om naar elkaar te luisteren. Echt luisteren, niet alleen afvinken waar je het wel of niet mee eens bent. Mediation is voor mij de mogelijkheid een akelige situatie te veranderen, door anders naar die situatie te kijken, anders naar de anderen te kijken en misschien zelfs achteraf ook anders naar jezelf en je eigen gedrag te kijken. En dat begint met echt luisteren. Dat gun ik ze dus: dat ze zichzelf dat toestaan.

Mijn antwoord op mijn eigen vraag raakt een snaar. En aarzelend delen ze wat ze zelf zouden wensen. Dat er inderdaad eens echt geluisterd wordt. Dat ze een keer kunnen uitspreken zonder onderbrekingen, want dat lukte tot dusver nooit. Dat fouten erkend zullen worden. En dat er eindelijk eens een streep onder het verleden gezet kan worden, die hoop is er ook.

Ik weet inhoudelijk nog steeds niet wat er eigenlijk gaande is, maar wel dat één zus ‘de kwaaie pier’ is die wordt beschuldigd van niet fraai handelen, iets met geld. De anderen zijn samen de Aanklagers. Met z’n allen tegen één. Dat voelt erg onevenwichtig, dus ik zoek een manier om meer balans te krijgen. In mijn ruimte heb ik naast de grote tafel, waar we nu zitten, ook een zitje met 3 fauteuils. Daar wil ik heen: we maken het gesprek tussen de Beschuldigde en steeds één van de Aanklagers, die onderling van stoel kunnen wisselen. Zo wordt het weer één-tegen-één en kan ik in mijn neutrale begeleidingsrol blijven.

“Wat speelt er?” De Beschuldigde mag beginnen van de eerste Aanklager. En dan komt een verhaal van hoe het is begonnen, wat er is veranderd, wat er nog meer gebeurde en hoe zeer dat heeft gedaan. Hoe de boosheid ook kwam, waardoor er geen ruimte meer was voor de anderen. De verwijten vliegen in het rond. Omdat jullie toen dàt deden, kon ik toch niet anders meer dan ….?!

Daarna is het de beurt aan de eerste Aanklager. Min of meer hetzelfde verhaal, net iets andere feiten, en zeker een andere interpretatie ervan. Een begin van reflectie ontstaat: ‘ach, is het eigenlijk wel zo belangrijk te weten hoe het precies was…’ En dan weer opvlammende felheid, met bijpassende verwijten. Pats, daar gaat het, ik zie ze verstrakken.

Ook de andere Aanklagers komen in de aanklaag-stoel, elk met de eigen verhalen. Die gaan allemaal ver terug, naar de jeugd, de moeilijkheden die er toen ook al waren. Alle kwetsuren van de voorbije 50 jaar tussen de gezinsleden worden opnieuw gevoeld en gewogen: “Ach, het is al zo lang geleden, het verandert toch niet meer.” En: “Dit is zó erg geweest, dat vergeef ik je nooit!”
In het begin hoorde ik “ik wil je niet meer kennen!”; gaandeweg werd dat “natuurlijk blijf je mijn zusje/broertje, maar … ”

Ik luister, niet zozeer naar de feiten en de verwijten, maar naar waar het steekt, waar de pijn zit, en de eenzaamheid. De buitensluiting van elkaar, de beide groepen. Als de laatste klaar is, als de verwijten een herhalingsronde doen en niet meer bijdragen aan het herstel, geef ik weer wat ik heb gehoord. Dat het niet over het geld gaat, maar dat de verwijten over het geld een middel zijn om andere pijn te verwoorden. Dat het gaat over de beelden over elkaar, die al jaren niet meer zijn getoetst op realiteit. Daarom konden ze zo lang blijven bestaan. Ieder van hen bleef zien wat in het eigen gelijk paste; al het andere werd weggeredeneerd: “Het had toch geen zin om het erover te hebben, want ik wist allang wat ze zou zeggen. Ze is onverbeterlijk!”
Ook gaf ik terug hoe ze elkaar en zichzelf daarmee tekort hebben gedaan, omdat ieder van hen zich juist wél heeft ontwikkeld en natuurlijk ook iets is veranderd. Ze zijn allemaal vader/moeder en opa/oma. Ze hebben allemaal aan hun kinderen geleerd dat het goed is naar het verhaal van de ander te luisteren, dat iedereen zich weleens vergist en fouten maakt, dat mensen daarvan ook kunnen leren en dat niemand precies weet wat de echte Werkelijkheid is. Wij zien altijd alleen maar onze eigen werkelijkheid en die klopt heel vaak niet met de werkelijkheid van een ander. Dat leren ze nu ook weer aan hun kleinkinderen, waar of niet? Stil wordt er geknikt.

“Mag je zus eigenlijk soms wel fouten maken? Of moet zij perfect zijn?”, vraag ik. De energie verschuift, er wordt gelachen. Natuurlijk mag iemand fouten maken!
“Maar deze waren wel echt te erg!” Knal, daar schuift het weer terug.
“Dus wat heb je nodig om de ‘waarheid van de ander’ te kunnen horen als ‘iets wat voor die ander belangrijk is’? Je hoeft het er niet mee eens te zijn, natuurlijk. Je realiseren dat je broer/zus een andere herinnering, en dus een andere waarheid, kan hebben dan jij zelf, hoe zou dat helpen?”
Het beweegt weer: ja, natuurlijk heeft iedereen soms andere herinneringen en andere emoties. We zijn tenslotte allemaal verschillend.

“Ik zou er zo graag nu, vandaag, een streep onder willen zetten! Het verleden laten rusten en gewoon weer familie zijn, dat wil ik!” De anderen schrikken er haast van, het gaat ze iets te snel. Dat verleden, dat kan je toch niet opeens zomaar loslaten? Het is echt niet een knopje dat je gewoon even omdraait.

Nu laat ik op de flip-over het plaatje van de Cirkel van Wantrouwen zien, ik leg uit hoe de maalstroom van wantrouwen over en weer is ontstaan. Ze knikken allemaal heftig: precies, zo is het gegaan! En ze schieten zelf ook in de lach, omdat ze herkennen dat het voor hun allemaal geldt. Als ik laat zien hoe ze ook weer uit de maalstroom kunnen komen – hun eigen wilsbesluit maakt dat mogelijk – is het weer even slikken. Opeens komen de verwijten weer naar boven, maar nu corrigeren ze elkaar: “Zeg, je gaat nu zelf weer terug naar dat verleden, daar willen we juist vanaf!”

“Wat heb je nodig om het verleden los te laten?”

De oudste staat op een geeft de zus die alleen stond een kus, een arm om haar heen, een knuffel. Daarna volgend de anderen, iedereen omarmt elkaar, opgelucht en lachend. Dan vloeien ook de tranen: “ik heb jullie zó gemist!” Meer omarming, troost nu.

Er is een niet meer dan een halve dag voorbij sinds ik de deur voor ze open deed, ze vertrekken met afspraken wanneer ze elkaar weer zullen zien.

Met een warm gevoel dat ik wéér het wonder van mediation heb mogen ervaren breng ik de kopjes en glazen naar de keuken. Het trilt nog lang in mij na.

Mooi vak.

(Bron: https://evertsmediation.nl/wonder-doet-mediator-eigenlijk/)

Wanda Everts